Dag 1
In Pila pakken we de stoeltjeslift naar Chamolé. Naast de lift staat een restaurantje, Bar Chamolé, hier pakken we nog even een bakje cappucino voordat we aan de tocht beginnen.
Vanaf de lift volgen we het pad richting Lago di Chamolé waar we na 10 min. aankomen. Langs het meer staat een wegwijzer. Wij houden hier links aan en volgen het pad (nr.9) in noordelijke richting naar Comboé.
We lopen onderlangs Col Replan en komen iets verder bij een pad uit wat afdaalt naar Comboé. Dit is een vervelend steil pad, met af en toe behoorlijk diepe afstappen. Aan de begroeiing te zien wordt hier niet vaak gelopen.
Als we bij het almdorpje Comboé (2100m) aankomen lopen we verder over de vlakke almweides en langs een meertje (leuke plek om te pauzeren). Kort hierna komen we weer bij een splitsing . Wij houden links aan (nr.16) en lopen verder in oostelijke richting. Vanaf hier stijgt het pad weer pittig.
Nabij Pian Vale (2378m) wordt het weer even wat vlakker. Als we onder de voet van de Becca di Nona staan gaat er een pad links de helling op. Deze lopen we voorbij en blijven rechtdoor lopen voor de laatste steile en vermoeiende klim naar Col Carrel waar het bivak staat (2907m).
Bivacco Frederigo is een tonvormig bivak met 9 slaapplaatsten. Dekens zijn aanwezig.
Water kan alleen uit een meertje met stilstaand water gehaald worden.
We delen het bivak met nog 3 Italianen.
Vanaf het bivak is niet helemaal duidelijk te zien hoe de route richting het begin van de klettersteig loopt. We zien 2x een groene stip op de rots, maar daarna houdt het op.
Dag 2
Vanaf het bivak blijven we zo dicht mogelijk langs de rotsen lopen. We blijven hierdoor iets hoger dan de met groene stippen aangeven route. Het voordeel hiervan is dat we geen hoogte verliezen en niet zo in de losse puin naar boven hoeven te lopen.
Binnen 10 minuten staan we bij de eerste ketting.
De klettersteig is goed gezekerd. Wat ons betreft hadden ze op bepaalde punten minder staal mogen gebruiken omdat daar de rots erg mooi en goed was om te klimmen.
Tijdens het klimmen volgen we de westgraat van de Monte Emilius. Hierbij passeren we verschillende rotstorens. Twee rotstorens hebben ze met elkaar verbonden met een tibitaanse brug. Deze is erg fotogeniek en spectaculair om over heen te lopen. As je op de brug stapt voel je hem wiebelen.
Het is conditioneel best een zware klettersteig. Je moet 1000m klimmen en de lengte van de graad is 1500m. Sommige stukken zijn wat overhangend, meestal wel met hulp van goede stalentreden. Je bent zeker 5 uur aan het klimmen, zonder pauzes.
Halverwege, bij de Petit Emilius, is er een escape. Je daalt dan af naar Lago Gelato en verder naar Rif. Arbole.
Kort voordat we de top bereiken is er 1 lastige passage om te klimmen. Het is een kort stuk, maar wel licht overhangend en veel losse steen. Hier hebben ze wonderbaarlijk genoeg geen enkele stalen trede geplaatst om wat te helpen.
Op de top staat een groot beeld. Bij mooi weer schijn je een prachtig uitzicht over het hele dal te hebben. Bij ons was het hiervoor helaas te bewolkt.
Vanaf de top volgt nog een lange afdaling. Via de zuidgraat lopen we naar Passo Tre Cappuccini (3241m). Vanaf daar lopen we naar Lago Gelato en verder in de richting van Rif. d’Arbole. We houden er flink de pas in, want we willen de laatste lift naar Pila nog halen. Uiteindelijk beseffen we dat dat niet meer gaat lukken.
Na c.a 3 uur komen we bij Rif. Arbole aan. Omdat we te laat zijn voor de kabelbaan besluiten we in de hut te overnachten.
Dag 3
Vandaag hoeven we nog maar een klein stukje te lopen. We steken hierbij Col Chamolé over en lopen via Lago Chamolé weer naar de lift. Hier komen we na c.a 1 uur aan.